Overslaan en naar de inhoud gaan

Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus

Foto: Marlies Bakker

Indeling

Plecotus [genus] (2/2)
auritus [soort]

Indeling

Plecotus [genus] (2/2)
auritus [soort]

Herkenning

De twee soorten grootoorvleermuizen zijn van alle andere vleermuizen te onderscheiden door hun grote oren. De oren kunnen 3 tot 4 cm lang zijn en zijn ruim half zo lang als het lichaam. De rugvacht is geelbruin tot bruin en de buikvacht is grijs- tot geelwit. Buik en rug hebben een donkerbruine ondervacht. De kleur van de snuit is variabel, van roze tot bruin getint. De wratjes boven de ogen zijn bij de gewone grootoorvleermuis goed zichtbaar. In winterslaap vouwen grootoorvleermuizen hun oren onder hun vleugels en blijft van het oor alleen het oorklepje (tragus) zichtbaar. De tragus is bijna half zo lang als het oor en is bij de gewone grootoorvleermuis egaal roze/bruin van kleur.

De gewone grootoorvleermuis kan gemakkelijk verward worden met de grijze grootoorvleermuis.

Voorkomen

De gewone grootoorvleermuis komt verspreid over heel Nederland voor, maar nergens in grote aantallen. De soort is sterk gebonden aan kleinschalig landschap en bosgebieden en is in de open polderlandschappen in West- en Noord-Nederland een zeldzaamheid.

Gewone grootoorvleermuizen jagen op beschutte plekken in bos en kleinschalig parkachtig landschap, boven bospaden, in lanen en open plekken, langs bosranden en laag boven (bloeiende) kruidenvegetaties of langs en door de kroon van (bloeiende) bomen. Als wendbare vlieger jagen ze ook veel in gebouwen, bijvoorbeeld op zolders, in schuren en in stallen met vee.

 

Zie voor meer informatie: www.vleermuis.net.