Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte ibis Plegadis falcinellus

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Plegadis [genus] (1/0)

Herkenning
55-65 cm. Lijkt wel wat op wulp, maar met vrijwel egaal zwart verenkleed. Op korte afstand zijn kop, bovendelen, vleugels en staart glanzend groen. 's Winters doffer met kop en nek onopvallend wit gestreept; juveniel gelijk maar bruiner en met minder witte streping. Vliegt met brede, afgeronde vleugels, met neergebogen snavel, gestrekte nek en iets afhangende poten; wisselt snelle vleugelslagen af met glijvluchten, als aalscholver.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in grote delen van Afrika, kleine delen van Zuidoost-Azië, Australië, Zuidoost-Verenigde Staten, Cuba, Hispaniola en Venezuela. Broedvogel van Zuid-Frankrijk tot in Kazachstan en Noord-Afghanistan. Wintergast in Zuid-Azië en verschillende kustgebieden en eilanden in Midden-Amerika. In Nederland een jaargast in uiterst klein aantal.

Biotopen
In natte weilanden met sloten, bij lagunes, moerassen, ondiepe meren en soms in kwelders.

Voedsel
Voornamelijk insecten: vliegen, kevers, sprinkhanen, krekels, libellen, etcetera. Ook bloedzuigers, schelpdieren, wormen en garnalen.

Eieren
Aantal eieren in legsel gewoonlijk 3-4, soms 5, zelden 6. Elliptisch tot buikig. Glad met zeer weinig glans. Effen diep blauw, donkerder dan bij de reigereieren, waar ze op lijken. Formaat 52,5 x 36,9 mm.

Geluiden
Meestal zwijgzaam, maar soms een krassend, kraai-achtig 'gra-a-ak'.

Publicatie