Overslaan en naar de inhoud gaan

Rietgors Emberiza schoeniclus

Foto: Cees Boer

Indeling

Emberizidae [familie]
Emberiza [genus] (17/4)

Herkenning
15 cm. Mannetje heeft 's zomers geheel zwarte kop met witte snorstreep, witte kraag en onderdelen en kastanjebruine bovendelen met zwarte en vuilwitte streping. Vleugels als bovendelen, maar met kastanjebruine kleine dekveren. Flanken en borst donkerbruin of zwart gestreept. Stuit grijsachtig, staart met witte buitenste staartpennen. Vrouwtje heeft donkere kruin en wangen, witte snorstreep en onduidelijke maar brede wenkbrauwstreep. Juveniel lijkt op vrouwtje. Wipt en spreidt constant de staart. (zie dwerggors voor determinatieverschillen in winterkleed)

Verspreiding en voorkomen
Verspreidingsgebied strekt zich uit van West-Europa tot aan het Verre Oosten op de eilanden van Japan; van Scandinavië tot Noord-Afrika. In Nederland zeer talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in vrij groot aantal.

Biotopen
Vochtige gebieden met riet, zeggen, hoog gras en lage bomen. Op trek ook in drogere gebieden.

Voedsel
's Zomers zaden en insecten, 's winters voornamelijk zaden. Foerageert in lage vegetatie en op de grond.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms 6-7. Buikig. Glad en glanzend. Zeer licht purperachtig of violetgrijs, zelden geelbruin of groenachtig. Bezet met flinke, vaak schaarse krabbels en vlekjes in zwart en zwartachtig-bruin. Dikwijls een vage purperachtige rand vertonend. Formaat 19,9 x 14,7 mm.

Geluiden
Roep een dun 'tsieuw', ook 'tsik' and een hees 'tiii'. Zang eenvoudig en kort: 'tsi tsieu tsiek' en variaties.

Publicatie