Deze soort is in Nederland slechts van een vijfentwintigtal vangsten uit 9 hokken bekend. De laatste vondst is een mannetje uit 1958 te Simpelveld. De soort is in het veld echter door haar geringe grootte gemakkelijk te missen. Pogingen om uit stengels en hout exemplaren te kweken vergroot de kans op een vondst. Overigens zijn de cocons van tubebijen niet doorzichtig en goed herkenbaar aan de puntige vorm van de voorkant. Benno (1949) ving de kleine tubebij op een oude eikenpaal. Als gastheren komen in ons land Osmia leucomelana, O. claviventris en O. tridentata in aanmerking. Westrich (1989) vermoedt dat ook Heriades truncorum als gastheer in aanmerking komt. Of ook de Chelostma campanularum en C. dustinctum als gastheer optreden is onbekend.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.