De Hemelboom is op te vatten als een pionierboom. De soort ontkiemd op verstoorde, onbeschaduwde, vrij warme standplaatsen. Alhoewel voor de kieming vochtige omstandigheden nodig zijn, kunnen de volwassen bomen droge perioden van enkele maanden goed doorstaan. De boom kan groeien in uiteenlopende klimaatgebieden (van subtropisch tot koel gematigd) en op allerlei grondsoorten (zware klei, leem, zand, rots bodems). Optimaal groeit de soort in een vochtig, warm gematigd klimaat op vochthoudende, lemige bodems.

In Nederland komt Hemelboom voor in het stedelijke gebied (met name tussen het plaveisel onderlangs gevels en muren), rivieroevers (met name bij steenglooiingen) en in bermen van wegen. In warmere gebieden (VS, zuid Europa) vestigt de soort zich ook in bossen en struwelen (maquis) en in graslanden.

Bron

Auteur(s)

Beringen, R.