Overslaan en naar de inhoud gaan

Lettersierschildpad Trachemys scripta

Foto: Tjerk Nawijn

Indeling

Trachemys [genus]
(1 soorten in totaal / 0 gevestigd)
scripta [soort] (3/0)

Jaarritmiek

Roodwangschildpadden kunnen zowel onder water als op het land, ingegraven in de bodem overwinteren (Mantel 1997; eigen waarnemingen). Ze zijn het meest actief vanaf eind maart tot eind september. Bij zonnig weer worden ze incidenteel later in het jaar gezien. In het natuurlijke areaal van roodwangschildpadden heerst een landklimaat met een scherpe overgang tussen zomer en winter. Losgelaten roodwangschildpadden hebben met name in de herfst en in het voorjaar moeite om te overleven in het Nederlandse zeeklimaat. In deze perioden is het te warm voor een winterrust en te koud om effectief te foerageren. Terrariumhouders houden de dieren binnenshuis of zorgen voor extra verwarming in deze perioden, omdat anders veel sterfte optreedt (Schipperijn 2005).

Het meeste voortplantingsgedrag wordt vertoond in het voorjaar, maar de gehele actieve periode door wordt wel baltsgedrag waargenomen (Mantel 1997). De meeste eieren worden in juni en juli gelegd. Deze eieren kunnen na ruim twee maanden uitkomen, maar het komt ook voor dat jonge roodwangschildpadden in het ei overwinteren en pas in het volgende voorjaar uitkomen (Behler 1992, Ernst & Barbour 1989).

Legselgrootte, groei en leeftijd

In het natuurlijke verspreidingsgebied worden één tot drie legsels van 4-15 eieren (maximaal 25) per jaar geproduceerd (Cadi et al. 2004, Ernst & Barbour 1989). Pas uitgekomen roodwangschildpadden hebben een schildlengte van 2,5-3,5 cm. In het natuurlijke areaal zijn ze na drie tot vier jaar geslachtsrijp (Bringsøe 2001). Binnenshuis in een terrarium gehouden exemplaren kunnen al na twee jaar geslachtsrijp zijn. Over de groeisnelheid in het Nederlandse klimaat is niets bekend, aangezien vrijwel uitsluitend subadulte en volwassen exemplaren worden aangetroffen. Algemeen wordt verondersteld dat ze in de Nederlandse natuur slechts enkele jaren overleven. Onder terrariumomstandigheden kunnen ze een leeftijd van enkele tientallen jaren bereiken.

Voedsel

Roodwangschildpadden zijn omnivoor. Bij jonge exemplaren bestaat het voedsel voor een groot deel uit ongewervelde dieren, terwijl het menu van volwassen exemplaren voor een groter deel uit plantaardig voedsel bestaat (Bringsøe 2001, zie ook Cadi & Joly 2004).

Predatoren

Uit Nederland zijn geen predatoren van roodwangschildpadden bekend. In het natuurlijke verspreidingsgebied worden vogels als de belangrijkste predatoren van juveniele roodwangschildpadden gezien (Janzen et al. 2000). Daarnaast worden met name diverse zoogdieren genoemd als predatoren van de eieren. Op volwassen roodwangschildpadden wordt nauwelijks gepredeerd

Gedrag

Het voortplantingsgedrag vindt in het water plaats. Tijdens de balts benadert het mannetje het vrouwtje schuin van voren. Het mannetje steekt zijn voorpoten naar voren uit en raakt de kop van het vrouwtje aan met zijn nagels. De eigenlijke paring vindt vervolgens op de waterbodem plaats en wordt in het veld zelden waargenomen.

Roodwangschildpadden zijn thermofiele dieren die bij zonnig weer het grootste deel van de dag op boven water uitstekende boomstammen en andere voorwerpen doorbrengen. Hier zitten ze met uitgestoken kop en ledematen. Vooral wanneer weinig geschikte zonplaatsen beschikbaar zijn, kunnen ze ook bovenop elkaar klauteren. Tijdens het zonnen hebben ze vaak hun ogen gesloten. Evengoed zijn ze zeer alert en duiken bij de geringste verstoring in het water.

Roodwangschildpadden vinden het grootste deel van hun voedsel in het water. Wanneer voedsel op de oever wordt buitgemaakt, dan nemen ze het mee naar het water om het onder water door te slikken. Van grotere voedselbrokken worden delen afgescheurd. Dit doen roodwangschildpadden door zich in het voedsel vast te bijten en vervolgens de rest van het voedsel met de voorpoten van zich af te duwen.

Verplaatsingen

Jonge waterschildpadden van verschillende soorten worden veel verkocht als huisdieren. De meeste sterven na korte tijd. Overlevende exemplaren groeien binnen enkele jaren uit tot forse volwassen schildpadden. Deze hebben een grote ruimtebehoefte, waardoor veel eigenaren ze niet langer willen houden. Een deel van deze schildpadden komt terecht in opvangcentra, terwijl een ander deel in de natuur wordt losgelaten. Losgelaten exemplaren kunnen enkele jaren overleven en worden regelmatig waargenomen nabij de plaatsen waar ze zijn losgelaten. Van verbreiding en kolonisatie van nieuwe leefgebieden is in Nederland geen sprake.

Bron

Auteur(s)

Veenvliet, P.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.