Overslaan en naar de inhoud gaan

Terekruiter Xenus cinereus

Indeling

Scolopacidae [familie]
Xenus [genus] (1/0)
cinereus [soort]

Herkenning
23 cm. Vrij kleine, hoofdzakelijk grijze en witte steltloper. Meest opvallende kenmerken zijn omhooggebogen snavel en korte gele of oranje poten. Bovendelen in zomerkleed grijsbruin met zwarte V-vormige lijnen op mantel. In winterkleed grijze bovendelen. Borst zeer fijn grijsbruin gestreept. Stuit lichtgrijs, armpennen en punten van binnenste handpennen wit. Voorvleugel donker, midden van vleugel lichter bruin, achterrand van vleugel wittig. Snavel donker met gelige basis. Wipt veel met achterlijf als oeverloper; loopt vaak met borst lager dan rest van lichaam in sluipende houding, zodat het lijkt alsof de vogel voorover valt.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Noordoost-Europa, Rusland en Noord-Kazachstan. Trekt in de winter naar de kust van Zuid- en Oost-Afrika, Zuidwest-, Zuid- en Zuidoost-Azië en Australië. In Nederland een zeldzame trekvogel.

Biotopen
In estuaria en op wadplaten, maar ook op rivieroevers en in natte natuurgebieden in het binnenland.

Voedsel
In broedseizoen ongewervelden en zaden. Op doortrek en in winter allerlei ongewervelden, waaronder krabben.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3. Ovaal tot peervormig. Glad en zwak glanzend. Licht crèmeachtig-geelbruin, licht geelbruin of soms zeer licht crèmeachtig-olijfkleurig. Tekening van zwartachtig-bruine, donkerbruine, en lichter grijze of violetgrijze vlekken en stippen en soms met korte grove krabbels. Grote vlekken schaars en vaak geconcentreerd aan de stompe pool en de fijnere vlekken talrijker. Formaat 38,6 x 26,6 mm.

Geluiden
Luidruchtig. Roep trillend of herhaald 'dududu', houdt het midden tussen roep van bosruiter en tureluur. Zang melodieus, laag en vol 'perrieie'.

Publicatie