Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte ruiter Tringa erythropus

Foto: Kees Venneker

Indeling

Scolopacidae [familie]
Tringa [genus] (10/1)
erythropus [soort]

Herkenning
31 cm. Verschilt van andere steltlopers in zomerkleed door zwarte verenkleed met witte vlekjes op bovendelen. Heeft in vlucht witte wigvormige stuit en witte ondervleugels. In winterkleed grijze bovendelen met verspreide witte vlekjes, witte wenkbrauwstreep, donkere oogstreep, grijswit gezicht en keel, grijze borst en witte onderdelen, soms zwak gebandeerd. Poten rood of zwart, snavel donker met rode basis. Buiten broedseizoen poten en snavelbasis vaak meer oranje. Kan in winterkleed verward worden met tureluur, maar is groter, grijzer, heeft langere nek, poten en snavel en ander geluid. Heeft geen witte vleugelstreep (wel wit gespikkelde armpennen), poten steken in vlucht voorbij staart uit. Vaak samen met tureluur en groenpootruiter.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Noord-Scandinavië en Noord-Rusland. Trekt in de winter naar kleine verspreide gebieden in Europa, Noord-Afrika, Midden-Afrika en delen van zuidelijk Azië. In Nederland een doortrekker in vrij klein aantal.

Biotopen
Voornamelijk in wadgebieden met zacht slik, zoals bij de Dollard, ook bij plassen en rivieren met slikoevers en in ondiepe sloten met een zachte bodem.

Voedsel
Voornamelijk insecten in broedseizoen; buiten broedseizoen ook andere ongewervelden en soms kleine visjes. Foerageert door al wadend prooi op gezicht op te sporen en op te pikken, door te boren of door in groepsverband scholen visjes op te drijven. Zwemt van alle ruiters het meest, en staat vaak op kop in water als eend.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, zelden 3. Peervormig tot ovaal. Glad en zwak glanzend. Lichtgroen tot olijfkleurig of enigszins dieper olijf-geelbruin. Flink gevlekt en schaarser gespikkeld, of zelden gekrabbeld met donker zwartachtig-bruin, en een paar lichtere violetgrijze tekens. Regelmatig zijn de grotere tekens geconcentreerd aan of rond de stompe pool. Formaat 47,0 x 32,3 mm.

Geluiden
Roep 'tsjoe-iet'. Zang op broedplaats luid herhaald 'tsjrroeieoe' en herhaald 'tsjit', afgewisseld met roep.

Publicatie