Overslaan en naar de inhoud gaan

Noordse stern Sterna paradisaea

Foto: Kees Venneker

Indeling

Laridae [familie]
Sterna [genus] (6/3)
paradisaea [soort]

Herkenning
36 cm. Vaak zeer moeilijk te onderscheiden van visdief. Heeft eveneens rode snavel en poten, grijze bovendelen, witte onderdelen en een diep gevorkte staart. Belangrijkste onderscheidende kenmerken zijn de kortere, koraalrode snavel (visdief heeft meer oranje snavel met donkere punt), wat donkerder grijs verenkleed, langere buitenste staartpennen, geen donkere ruit op bovenvleugels, scherp afgescheiden donkere lijn aan onderzijde van handpennen (en deze loopt ook wat verder door dan bij visdief) en de, onder gunstige omstandigheden zichtbare, doorschijnende slagpennen, waardoor de noordse stern nog smallere vleugels lijkt te hebben. Juveniel grijzer op bovendelen (visdief heeft bruine tint) en boven- en ondervleugels veel witter dan jonge visdief.

Verspreiding en voorkomen
Broedt vooral in noordelijke landen bij de arctische oceaan. Is trekvogel. In Nederland deels broedvogel.

Biotopen
Kustgebonden, maar broedt soms verder het binnenland in. Broedt altijd in gebieden met lage vegetatie. Buiten broedtijd pelagisch.

Voedsel
Vis en kreeftachtigen, in het broedseizoen ook insecten.

Eieren
Eieren in legsel meestal 1-2, zelden 3. Buikig. Glad, niet glanzend. Licht crème, of geelachtig, geelbruin of olijf getint, of zo nu en dan dieper olijfkleurig of geelbruin. Gepikkeld en gevlekt, of soms met korte streepjes en krabbels in zwartbruin, zwart, donkerbruin of olijf, en lichtere nuances van grijs. Tekens zeer verschillend, vaak fijn en enigszins overvloedig, soms schaarser. Soms een concentratie van vlekken aan de stompe pool. Formaat 44,1 x 30,1 mm.

Geluiden
Lijkt op dat van visdief, maar is hoger en ijler: 'kie kie', 'kierrr', 'iehhr'.

Publicatie