Herkenning
58-73 cm. In broedkleed met grijze kop en achternek, zwarte keel, regelmatige zwart-wit streping op zijden van nek en borst; scherp afgetekende witte gedeelten op schouderveren. In winterkleed voorhoofd, mantel, en schouders uniform grijszwart; kruin en achternek bleker. Onderdelen wit, bij zwemmende vogel opvallende witte vlek op achterflank. Slanke, grijze rechte snavel met zwart culmen.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Schotland, Estland, Wit-Rusland, Scandinavië, Rusland en noordelijk Kazachstan, China en Mongolië. Trekt in de winter naar de zee rond Europese kusten en Oost-Azië en de Zwarte en Kaspische Zee. In Nederland een doortrekker en wintergast in zeer klein aantal.

Biotopen
Ondiepe en beschutte kustwateren en rustige baaien, maar zelden op de open zee. Soms ook in het binnenland op meren en plassen.

Voedsel
Meest vis, onder water gevangen tot op 3-6 m diepte. Vangt ook garnalen, mollusken en waterinsecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel normaal 2, soms 3. Vervolglegsels 1. Buikig tot langwerpig buikig, soms ovaal. Enigszins glanzend. Olijfbruin, soms groenachtig of donkerbruin. Met zwarte stippen, vlekken en strepen. Formaat 83,7 x 52,6 mm. Eieren worden bij het verlaten van het nest toegedekt.

Geluiden
Een laag gutturaal 'kwuk-kwuk-kwuk-kwuk'.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]