Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote zilverreiger Ardea alba

Foto: Kees Venneker

Indeling

Ardeidae [familie]
Ardea [genus] (3/3)
alba [soort]

Herkenning
85-102 cm. Grote, slanke, smetteloos witte reiger, met lange dunne nek en lange veren aan bovenborst en onderhals. Heeft geen verlengde kopveren. In broedtijd ook met verlengde veerpluimen op schouders, tot op staart afhangend. Poten en tenen zwart; snavel gedurende grootste deel van het jaar geel, maar in broedtijd zwart met gele basis. Juveniel als adult buiten broedtijd, maar zonder verlengde veren.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in grote delen van de Verenigde Staten, Zuidoost-Europa en rondom de Zwarte Zee en grote delen van Centraal- en Oost-Azië. Standvogel in zuidelijk Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Afrika met uitzondering van de Sahara, Zuid- en Zuidoost-Azië en Oceanië. Overwintert in delen van Europa. In Nederland zeer schaarse broedvogel, jaarrond aanwezig, wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen
Rietmoerassen en ooibossen om in te broeden. In de winter vaak in voedselrijke weilanden, sloten, moerassen en ondergelopen terrein om te foerageren.

Voedsel
Varieert per seizoen; in natte perioden voornamelijk vis en waterinsecten, in droge perioden kleine zoogdieren en insecten. In ondiep water wordt prooi gegrepen na langzaam besluipen met horizontaal gehouden lichaam, of door bewegingloos met stijve nek voorover geleund te staan, wachtend tot prooi binnen grijpafstand komt.

Eieren
Aantal eieren in legsel 3-4, soms 5, zelden 6. Verschillend van vorm, elliptisch tot buikig. Glad, niet glanzend. Lichtblauw. Formaat 61,5 x 42,4 mm.

Geluiden
Af en toe krassende geluiden; luidruchtiger in kolonie, waar krassende en kraaiende geluiden gehoord worden.

Publicatie