De soort is grotendeels standvogel en foerageert in de broedtijd rondom de kolonies. In Afrika wordt broeden ingegeven door het regenseizoen: in het droge seizoen wordt gebroed en daarna verspreiden de vogels zich naar hun voedselgebieden. Ook de Europese broedvogels zwerven buiten de broedtijd rond, op zoek naar geschikte foerageergebieden.
Het menu bestaat grotendeels uit kleine ongewervelden, zoals sprinkhanen, krekels, kreeftjes en waterkevers, aangevuld met schaal- en schelpdieren, vissen, amfibieën en kleine zoogdieren. Soms worden eieren en jongen van vogels en krokodillen, aas, afval en zaden gegeten. Onderzoek aan de Franse broedvogels (Marion 2013) laat zien dat het dieet van de Europese vogels niet veel afwijkt; ongewervelden (kreeften, insectenlarven) aangevuld met een kleine aandeel vleesresten van vuilnisbelten vormen het leeuwendeel van het voedsel. In Frankrijk is opportunistisch foerageergedrag vastgesteld. In bepaalde watersystemen profiteert de soort van de hoge aantallen rode Amerikaanse rivierkreeft Procambarus clarkii en schakelt dan vrijwel volledig over op deze exotische kreeftensoort (Marion 2013).
Verplaatsing In het oorspronkelijke verspreidingsgebied is de heilige ibis een seizoensmigrant, waarbij populaties rond de evenaar zich tot maximaal 1500 kilometer kunnen verplaatsen, ingegeven door regenval. De Europese broedvogels zijn standvogel, maar buiten de broedtijd kunnen vogels over grote afstanden rondzwerven, getuige een waarneming van een vogel met een Franse kleurring in Limburg in 2012 (Lemaire 2014).
Bron
Auteur(s)
Boer, V. de