Overslaan en naar de inhoud gaan

Rode wouw Milvus milvus

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Accipitridae [familie]
Milvus [genus] (2/0)
milvus [soort]

Herkenning
60-66 cm, spanwijdte 145-165 cm. Kenmerkend zijn de diep gevorkte, roodbruine staart, smalle en sterk geknikte vleugels met grote witte vlekken op onderzijde aan handpenbases; bovendelen donkerbruin met lichte veerranden, onderdelen donker gestreept, witachtige kop. Juveniel bleker met bruinige kop. Zweeft met groot gemak. 's Winters soms met enkele honderden exemplaren op gemeenschappelijke roestplaats.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel van Noordwest-Frankrijk tot in Letland en gebieden in Oost-Europa en Zuid-Zweden. Standvogel in Groot-Brittannië, van Denemarken tot Marokko en verspreide gebieden in Zuid- en Centraal-Europa. Wintergast in verschillende gebieden in het Middellandse Zeegebied en Noord-Frankrijk. In Nederland een doortrekker in uiterst klein aantal.

Biotopen
Halfopen, laag gelegen of bosrijke en heuvelachtige gebieden, het liefst in combinatie met extensieve landbouwgebieden of met heide.

Voedsel
Jaagt door op aanzienlijke hoogte of laag boven gebied te zweven. Eet kleine zoogdieren, vogels (vooral jongen), hagedissen, slangen, amfibieën, dode of gewonde vis, insecten. Neemt ook afval. Voedselparasiet van verschillende roofvogels.

Eieren
Aantal eieren in legsel 2-3, soms 4, zelden 1-5. Gedrongen elliptisch. Niet glanzend. Wit. Verschillend gevlekt en gespikkeld met roodachtig- of purperachtig-bruin. Formaat 56,8 x 45,1 mm.

Geluiden
Gewone roep een hoog, schril, miauwend 'wiioo-wiioo-wiioo', enigszins als buizerd maar hoger en sneller herhaald.

Publicatie