Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine kiekendief Circus aeruginosus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Accipitridae [familie]
Circus [genus] (4/3)

Herkenning
48-56 cm, spanwijdte 110-125 cm. Verschilt van andere kiekendieven door groter formaat, zwaardere snavel, bredere vleugels en ontbreken van witte stuit. Vliegt laag in wankelende vlucht. Bont verenkleed. Adult mannetje van boven donker kastanjebruin, leigrijze staart contrasterend met grijze armpennen en zwarte handpennen; gestreepte gele kop, nek en borst en bruine onderdelen. Vrouwtje en juveniel mannetje zonder grijs, bijna egaal donkerbruin, met crème-kleurige kop en schouders. Juveniel donker chocoladebruin met crème-gele kruin en keel. Jaagt door zich van geringe hoogte op prooi te laten vallen.

Verspreiding en voorkomen
Noordelijke broedvogels overwinteren in een gebied van Frankrijk en Noord-Afrika via de Middellandse Zee naar Turkije, het Midden-Oosten en Zuid-Afrika. Oostelijk populaties overwinteren in het Indiase subcontinent, Sri Lanka en Zuidoost-China. In Nederland vrij schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in klein aantal.

Biotopen
Bouwt groot nest in rietmoerassen. Heeft in alle seizoenen voorkeur voor grote rietvelden in stilstaand zoet- of brakwater of soortgelijke gebieden; ook in geïrrigeerde velden en veengaten.

Voedsel
Zoekt in lage vlucht vlak terrein af, zich bij verrassing op prooi stortend. Voornamelijk kleine zoogdieren en vogels; soms ook insecten, kikkers, slangen en vis.

Eieren
Aantal eieren in legsel slechts 1. Rondachtig. Tamelijk glad of fijnkorrelig. Wit, soms schaars roodbruin gevlekt. Formaat 92,4 x 69,7 mm.

Geluiden
In het voorjaar een klaaglijk, schel, Kievit-achtig 'kwie-è' en soortgelijke geluiden; buiten de broedtijd soms een schril en herhaald 'kjik' en een vibrerend 'fieh'.

Publicatie