Overslaan en naar de inhoud gaan

Frater Linaria flavirostris

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Linaria [genus]
(2 soorten in totaal / 1 gevestigd)
flavirostris [soort] (2/0)

Herkenning
13,5 cm. Lijkt op kneu en barmsijs. Beide sexen bruin met strepen op kop, bovendelen, borst en flanken. Slag- en staartpennen donker met lichte randen, lichte vleugelvlek vormend als bij kneu, maar niet zo duidelijk, en met twee opvallende vleugelstrepen. Snavel altijd geel, buik wit. Mannetje met roze stuit. Buiten broedtijd in troepen, vaak met andere vinken. Dansende vlucht.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel op Groot-Brittannië en in Noorwegen. Standvogel in het gebied rondom de Kaukasus en grote delen van Centraal- en Oost-Azië. Wintergast in delen van Noordwest- en Centraal-Europa en Centraal-Azië. In Nederland een doortrekker en wintergast in klein aantal.

Biotopen
Bij kwelders en (braakliggende) akkers. De meeste vogels overwinteren langs de Fries-Groningse Waddenkust en op de Waddeneilanden. De soort komt ook voor in het Deltagebied en soms in het binnenland op braakliggende terreinen.

Voedsel
Voornamelijk zaden, ook insecten. Foerageert uitsluitend op de grond of in toppen van lage kruiden.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-6, soms 4-7. Buikig. Glad en enigszins glanzend of niet glanzend. Gelijken sterk op die van de kneu, maar zijn regelmatiger met krabbels getekend. Lichtblauw. Met verschillende spikkels, stippen, kleine vlekjes en krabbels in donkerpurper of roodachtig-bruin, met lichtere roze of lila tekens. De tekening is hoofdzakelijk beperkt tot de stompe pool. Formaat 17,3 x 12,8 mm.

Geluiden
Roep een kwetterend 'tjètjètjè', lijkt op barmsijs, maar vermengd met kenmerkend, nasaal, stijgend 'tsjwieet'. Zang een mengsel van roepen, lijkt op kneu.

Publicatie