Overslaan en naar de inhoud gaan

Waterpieper Anthus spinoletta

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Motacillidae [familie]
Anthus [genus] (10/3)
spinoletta [soort]

Herkenning
17 cm. Formaat ongeveer als duinpieper, maar zwaarder gebouwd en met kortere staart. Groter dan graspieper en donkerder. Beste veldkenmerk voor zowel waterpieper als oeverpieper ter onderscheiding van andere piepers zijn de donkere, loodgrijze of zwarte poten. In zomerkleed met vrijwel of geheel ongetekende roze borst. In winter grijzer, met lange en duidelijke witte wenkbrauwstreep, bovendelen minder zwaar gestreept dan graspieper, soms vrijwel egaal grijs en onderdelen witter. Poten donker, maar lijken soms vleeskleurig. Staart donker met witte buitenste pennen. Gedrag en habitat als van andere piepers. In zomer in paren, in winter vaak in kleine groepjes.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in Centraal-Europa, Turkije en in gebieden in Kirgizië, Kazachstan, China, Mongolië en Rusland. Wintergast in grote delen van westelijk en zuidelijk Europa, Noord-Afrika, Zuidwest- en Zuid-Azië, en Zuid-China. Standvogel in berggebieden in Zuid-Europa en in de Kaukasus. In Nederland een doortrekker en wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen
Langs rivieroevers, meren en plassen, uiterwaarden, ook vaak gezien in lage moerasvegetatie, in rivierengebied en open laagveengebieden, bij drassige weilanden, akkers, bij sloten en in natte duinvalleien.

Voedsel
Voornamelijk ongewervelden, soms ook plantaardig materiaal. Zowel oeverpieper als waterpieper foerageren lopend of rennend op de grond. Vangt soms insecten in kort vluchtje als kwikstaart. Waad ook in ondiep water, draait steentjes en wier om, etc.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6. Buikig. Glad en glanzend. Grondkleur witachtig-grijs. Sterk bruin en lichtgrijs gespikkeld. Soms met een dunne zwarte haarlijn, of met een opeenhoping van donkere tekens in een krans of een kap bij de stompe pool. Formaat 21,4 x 15,6 mm.

Geluiden
Roep 'ziet', zwakker dan roep van oeverpieper, in klank tussen deze en graspieper. Zang als oeverpieper: serie uitgesproken pieperachtige 'tsie'-tonen, versnellend, eindigend in serie oplopende borrelende tonen.

Publicatie