Overslaan en naar de inhoud gaan

Tuinfluiter Sylvia borin

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Sylviidae [familie]
Sylvia [genus] (16/4)
borin [soort]

Herkenning
14 cm. Zonder opvallende veldkenmerken. Bovendelen voornamelijk bruinig of bruingrijs, vleugels en staart wat donkerder, onderdelen beige-wit. Donker oog, zeer onduidelijke wenkbrauwstreep, onduidelijke witte oogring, korte vrij stevige snavel, bleekgrijze poten. Kan verward worden met andere zangvogels, met name met karekieten, maar onderscheidt zich dan door formaat en kleine grijze vlek op zijborst. Geslachten gelijk. Blijft evenals Zwartkop meestal in dekking, maar zingt niet van opvallende, open zangpost, zoals Zwartkop soms doet.

Verspreiding en voorkomen
Broed in Eurazië; van West-Europa oostwaarts tot Centraal-Siberië. Overwintert in Zuidwest-Afrika. Is trekvogel. In Nederland zeer talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij klein aantal.

Biotopen
Dicht begroeide gebieden, zoals parken, tuinen, en bosranden. Minder in bos en meer in struikgewas dan Zwartkop.

Voedsel
Insecten en bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, zelden 3-7. Buikig, glad en glanzend. Witachtig, of zwak geelbruin, groenachtig of roze-achtig getint. Onregelmatig gespikkeld en gevlekt met geelbruin, licht olijfkleurig, bruin roodachtig-bruin, purperachtig en grijs. Soms zijn de tekens schaars en de meeste eieren tonen veel van de grondkleur. Grotere lichte vlekken hebben vaak een kleine donkerder kern. Spikkels hebben vaak vage randen. Tekens zijn zelden geconcentreerd aan de stompe pool. Formaat 20,1 x 14,8 mm.

Geluiden
Roep 'tsjek' en 'tsjurrr'. Zang aangenaam, vrij zacht en haastig, als een versnelde Merel, meestal moeilijk te onderscheiden van zang van Zwartkop, maar is meer babbelend met langere frasen en mist de heldere tonen aan eind.

Publicatie