Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwartkop Sylvia atricapilla

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Sylviidae [familie]
Sylvia [genus] (16/4)

Herkenning
14 cm. Makkelijk te herkennen aan zwarte (mannetje) of bruine (vrouwtje) kruin. Verenkleed verder grijs op gezicht en nek, bruiniger op bovendelen, onderdelen en staart; onderdelen grijswit. Geen wit in staart. Zwarte (bruine) kruin reikt niet tot onder oog en is minder uitgebreid dan kopkap van glanskop en matkop (beide mezen). Juveniel heeft bruine kruin als vrouwtje. Actief, maar meestal niet eenvoudig te zien te krijgen, behalve zingend mannetje of foeragerende vogels in het najaar.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in Europa, Belarus, Rusland, Oekraïne en rond de Zwarte Zee. Deels trekvogel. In Nederland zeer talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker en wintergast in groot aantal.

Biotopen
Loofbos, parken, grote tuinen, etc. Komt meer in echt bos voor dan tuinfluiter.

Voedsel
Insecten en bessen; foerageert meest in bomen en struikgewas, maar komt ook wel op de grond.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5, soms 4-6. Buikig. Glad en glanzend. Zeer verschillend. Wit, of geelbruin, olijf of roze getint. Gespikkeld en gevlekt met geelbruin, olijf, bruin, roodachtig-bruin, of purperachtig-rood en grijs. Tekening vaak schaars. Grote onopvallende vlekken hebben donkere kernen in dezelfde kleur. De grondkleur is soms bijna geheel verdwenen onder de donkerder vlekjes in dezelfde kleur. Zelden bijna onbevlekt. Formaat 19,6 x 14,8 mm.

Geluiden
Roept scherp 'tek', soms verlengd tot ratel en lijkt dan op roep van winterkoning. Heeft ook onderdrukt 'tsjurrr'. Zang lijkt sterk op die van tuinfluiter, maar eindigt in rustige, luide en heldere fluittonen.

Publicatie