Herkenning
13,5 cm. Bruin en ongestreept als snor. Bovendelen olijf- of grijsbruin, stuit iets rossiger. Onduidelijke wenkbrauwstreep, keel wit, oorstreek en borst geelbruin en gevlekt, buik wit, flanken en onderstaartdekveren zelfde kleur als bovendelen. Verschillen met snor zijn gevlekte borst en brede witte randen aan onderstaartdekveren. Staart afrond, vleugels vrij kort. Geslachten gelijk, juveniel gelijk aan adult. Blijft doorgaans laag in dekking en is zelden goed te zien, behalve tijdens zang in zangpost. Zingt ook 's nachts. Loopt over de grond als een muis.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Centraal- en Oost-Europa en delen van zuidoostelijk Scandinavië, West-Rusland en Noordwest-Kazachstan. Trekt in de winter naar een groot gebied in zuidelijk Afrika. Zeldzaam in Nederland.

Biotopen
In zijn leefgebied altijd nabij water in uitgebreide moerasgebieden met riet en bomen of struiken. Komt ook voor in open moerassige plaatsen in bos.

Voedsel
Ongewervelden, die voornamelijk opgespoord worden op de grond of in lage vegetatie.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms 7. Buikig tot bijna lang ellipsvormig. Glad en glanzend. Wit. Fijn en dicht gespikkeld met roodviolet, geelachtig-bruin of grijsachtig-bruin. Soms met een dichtere zone rond de stompe pool. Formaat 19,2 x 14,1 mm.

Geluiden
Roep laag en krassend. Zang luid, lang aangehouden en monotoon 'dèdèdèdèdè'.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]