Overslaan en naar de inhoud gaan

Koperwiek Turdus iliacus

Foto: Hans Kool

Indeling

Turdus [genus]
(10 soorten in totaal / 4 gevestigd)
iliacus [soort] (2/0)

Herkenning
21 cm. Kleiner en slanker dan zanglijster. Aardbruine bovendelen, duidelijke crèmekleurige wenkbrauwstreep, borst goudkleurig met zwarte stippen, buik wit. Flanken en ondervleugeldekveren oranjerood. Lijkt in vlucht wat op spreeuw door vrij lange vleugels en relatief korte staart. In zomer in paren of kleine groepjes, maar op trek en in winter soms in grote groepen, vaak samen met zanglijster en kramsvogel. Meestal schuw, maar tijdens strenge vorst minder schuw.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in noordelijk Europa en Azië van IJsland tot Oost-Siberië. Overwintert in zuidelijkere delen van Europa en delen van Zuidwest-Azië en Noord-Afrika. In Nederland een doortrekker en wintergast in zeer groot aantal.

Biotopen
In boomgaarden, weilanden, het bos en in parken en tuinen.

Voedsel
Ongewervelden, zaden en vruchten. Foerageert zowel in bomen als op de grond. In de winter vaak in weilanden.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, zelden 2-8. Buikig. Glad en glanzend. Gelijk aan die van de merel. Lichtblauw of groenachtig-blauw. Overvloedig over de hele schaal bezet met fijne roodachtig-bruine spikkels en vlekjes, die vaak klein en onopvallend zijn. Formaat 25,9 x 19,1 mm.

Geluiden
Roep zacht en karakteristiek 'tsieie', ook 's nachts tijdens de trek of bij opjagen. Zang monotoon 'turie turie turie'.

Publicatie