Herkenning Kleine (4,5-7 mm) bronsgroene, soms blauwgroene, Agrilus. Mannetjes zijn door de zeer sterk verbrede sprieten goed te onderscheiden van gelijkende Agrilus-soorten. Vrouwtjes zijn zonder vergelijkingsmateriaal macroscopisch (vrijwel) niet te onderscheiden van diverse andere Nederlandse Agrilus-soorten. Ze verschillen van de meeste gelijkende Agrilus-soorten, waaronder de sterk gelijkende A. angustulus, door de ruitvormige prosternale voortzetting; van A. olivicolor door de donkere dekschildbeharing; en van A. convexicollis door de slankere achtertarsen.
Voorkomen Vrij algemeen in het binnenland, zeldzaam in de duinen.
Biotoop Bosranden met eik (Quercus) en solitaire eiken.
Vliegtijd Mei-augustus.
Bron
Auteur(s)
Colijn, E.O.