Overslaan en naar de inhoud gaan

Vroege glazenmaker Aeshna isoceles

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Aeshnidae [familie]
Aeshna [genus] (8/7)
isoceles [soort]

Biotoop

De vroege glazenmaker komt vooral voor in verlandingszones van (matig) voedselrijke wateren in laagveenmoerassen met een redelijke tot goede waterkwaliteit. De soort komt ook voor bij mesotrofe vennen, maar is daar sterk achteruitgegaan. De combinatie van hoge, deels in het water staande oeverplanten en ondergedoken planten, al dan niet met drijfbladeren, lijkt een voorwaarde voor vestiging. Voortplanting vindt vooral plaats in laagveenmoeras met velden van krabbescheer (Stratiotesaloides) en structuurrijke rietkragen, en in ondiepe, beschutte en onbeschaduwde poelen. De vroege glazenmaker stelt minder hoge eisen aan een krabbescheervegetatie dan A.viridis. Zo komt de vroege glazenmaker ook voor in krabbescheervegetaties met veel kroos en bij kleine krabbescheervelden. In mindere mate plant de soort zich voort in smalle laagveensloten met een homogene rietkraag en met ondergedoken waterplanten als groot blaasjeskruid (Utriculariavulgaris) en grof hoornblad (Ceratophyllumdemersum).

Buiten de laagveengebieden is A.isoceles te vinden bij wielen en leemplassen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie, en bij plassen en matig voedselrijke vennen op de hoge zandgronden. In het Rivierengebied vliegt de soort bij verlandende oude rivierarmen met planten als waterscheerling (Cicutavirosa) en watermunt (Menthaaquatica) op de oever. De watervegetatie bestaat uit drijfbladplanten als watergentiaan (Nymphoidespeltata), witte waterlelie (Nymphaeaalba) en gele plomp (Nupharlutea) (pers. med. E. Lam). In de Flevopolder vliegt de soort bij plassen met voornamelijk riet (Phragmites australis) langs de oever (Raaijmakers 1997). Bij heidevennen worden jaarlijks kleine aantallen waargenomen (Wasscher 1996). In de Amsterdamse Waterleidingduinen plant de soort zich sinds 1998 voort in kleine kwelplasjes (Dijkstra et al. 1999, Wasscher & Van Velzen 1998). Volgens Schorr (1990) is de soort in Duitsland op oude wateren aangewezen. Dit lijkt in Nederland ook het geval te zijn, al meent Peters (1987) dat A.isoceles in noordelijke delen van het verspreidingsgebied als pionier kan voorkomen.

Begeleidende soorten

Deze soort deelt zijn leefgebied met Coenagrionpulchellum, Erythrommanajas en A.grandis, alle typische laagveensoorten. Het voorkomen vertoont verder grote overeenkomst met dat van Brachytronpratense en Corduliaaenea.

Bron

Auteur(s)

Groot, T. de

Publicatie