Voorkomen
Status | Exoot. Tussen 10 en 100 jaar zelfstandige handhaving. (2b) |
Habitat | land zoet |
Referentie | Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000 |
Voorkomen
Opgeteld over de gehele atlasperiode zijn 41 atlasblokken zekere of waarschijnlijke broedgevallen geconstateerd. Ze zijn zonder patroon over het hele land verdeeld. De oorsprong van deze vogels is steeds lokaal: boerderij, stadspark of kinderboerderij. Op grond van het beschikbare materiaal blijken de Nederlandse broedparen tussen juni en oktober met jongen te verschijnen (Lensink 1996b, Schoppers 1997). Dit duidt erop dat ze pas aan het begin van de zomer (en niet in het voorjaar) in broedconditie komen en mogelijk niet goed gedijen onder de Nederlandse omstandigheden.
Veranderingen
Hoewel de soort niet eerder in kaart werd gebracht, zijn er geen aanwijzingen dat aantallen of verspreiding in de afgelopen twee decennia sterk veranderd zijn.
Aantallen
Thans komen jaarlijks vermoedelijk minstens 15-30 paren tot broeden. Mogelijk wordt het aantal onderschat doordat veel paren zich bij boerderijen of in de stedelijke omgeving ophouden, plekken die weinig aandacht van vogelaars krijgen. Soms vertonen de vogels ook een duidelijke binding met een bepaalde woonstede, maar broeden ze in het vrije veld. Dit stelt een vogelaar voor een dilemma: tellen of niet?
Bron
Auteur(s)
Lensink, R.
Publicatie
- SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5: 1-584. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.