Overslaan en naar de inhoud gaan

Braamsluiper Sylvia curruca

Foto: Kees Venneker

Indeling

Sylviidae [familie]
Sylvia [genus] (16/4)
curruca [soort]

Herkenning
13,5 cm. Lijkt sterk op grasmus in bouw en afmetingen. Kop grijs met donkerder oorstreek dan grasmus, bovendelen bruingrijs, vleugels en staart donkerder, staart met witte buitenste pennen. Beige of grijze borst, buik lichter, keel wit. Onduidelijke oogring. Heeft geen rossige randen aan slagpennen of tertials, hoewel randen wel licht kunnen zijn. Zingt zelden vanaf opvallende post en verschuilt zich meestal in dichte vegetatie.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in Europa; van Midden-Frankrijk tot in zuidelijk Fenno-Scandinavië en in een zeer uitgestrekt gebied van Engeland, via Nederland, tot in Mongolië en China. Ontbreekt in Zuidwest-Europa. Is trekvogel. In Nederland vrij talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij klein aantal.

Biotopen
Overvloedig begroeide gebieden met dichte ondergroei, maar niet per sé met bomen. Wordt gevonden aan bosranden, moerassen, parken, etc.

Voedsel
Voornamelijk insecten, maar in najaar ook bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6, zelden 3-7. Buikig. Glad en glanzend. Wit of crème-achtig-wit. Schaars gespikkeld en gevlekt met olijf, of olijf-geelbruin en grijs. De tekens vaak geconcentreerd aan of rond de stompe pool. Formaat 17,6 x 13,1 mm.

Geluiden
Roep 'tek' en tsjrrr'. Zang begint vaak als een zachte grasmus, gevolgd door een luide monotone ratel.

Publicatie