Overslaan en naar de inhoud gaan

Lapse behangersbij Megachile lapponica

Foto: Tim Faasen

Indeling

Megachilinae [subfamilie]
Megachile [genus] (18/15)
lapponica [soort]

De vrouwtjes van de lapse behangersbij zijn herkenbaar aan het bezit van een stompe spoor aan de achterpoten. Voor determinatie van de mannetjes moeten de genitaliën vergeleken worden. Deze noordelijke soort werd in 1958 voor het eerst in Nederland opgemerkt (Van der Vecht 1959). Sindsdien blijkt dat ze in heel oostelijk Nederland kan worden aangetroffen. De soort nestelt in bestaande bovengrondse holten, zoals in paaltjes en dennenstammen, maar in de stedelijke omgeving ook plaatselijk talrijk in nestblokken. Voor de nestbouw worden onder meer bladdelen van wilgenroosje Chamerion angustifolium gebruikt (Vegter 1961). Het is een polylectische soort. Pollenonderzoek in Nederland toonde aan dat de nestcellen geproviandeerd worden met pollen uit diverse planten­ families (Burgmans 1993). Volgens Petit (1977) en Haeseler (zie Westrich 1989) echter verzamelt M. lapponica alleen pollen op wilgenroosje. Coelioxys inermis komt in aanmerking als koekoeksbij (Lefeber 1979).

Bron

Auteur(s)

Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.

Publicatie