Overslaan en naar de inhoud gaan

Noordse glazenmaker Aeshna subarctica

Foto: Kees Venneker

Indeling

Aeshna [genus]
(8 soorten in totaal / 7 gevestigd)
subarctica [soort] (1/1)

Indeling

Aeshna [genus]
(8 soorten in totaal / 7 gevestigd)
subarctica [soort] (1/1)

Biotoop

De noordse glazenmaker is gebonden aan plekken met drijvende veenmospakketten (Sphagnum sp.). De Nederlandse waarnemingen komen vrijwel allemaal uit door berken en dennen beschutte vennen en veenputten in bos- en heidegebieden. Op de meeste vindplaatsen van A.subarctica wisselen veenmosbulten, drijvende veenmospakketten en open water elkaar af. Aan de rand groeien vaak zeggen (Carex sp.) en witte snavelbies (Rhynchosporaalba). De drijvende veenmospakketten bestaan uit waterveenmos (Sphagnumcuspidatum), de veenmosbulten zijn vaak begroeid met kleine veenbes (Oxycoccus palustris), ronde zonnedauw (Droserarotundifolia), lavendelhei (Andromeda polifolia) en gewone dophei (Erica tetralix). Uitgedroogd of ingeklonken zijn ze ongeschikt om eieren in af te zetten (Peters 1987, Wasscher 1992). Voortplanting kan ook plaatsvinden bij vennen met een minder diverse vegetatie. Zo werden meerdere huidjes en enkele imago’s gevonden bij een met pitrus (Juncus effusus) dichtgegroeid ven in de buurt van Schoonoord. Het lijkt erop dat de soort drij-vend veenmos nodig heeft, maar verder weinig eisen stelt.

De Nederlandse hoogveenslenken waarin A.subarctica voorkomt variëren in oppervlakte van 2 tot 50 m2. In kleine gebieden zijn de dichtheden lager dan in grote. Daarom zijn de grote hoogveencomplexen van belang, aangezien van daaruit (her)kolonisatie van kleinere gebieden kan plaatsvinden. In internationaal licht zijn echter ook de ‘grote’ Nederlandse gebieden klein en kwetsbaar (Gerken 1982, Schmidt 1964, Sternberg 1995).

De meeste Europese vindplaatsen zijn vergelijkbaar met de Nederlandse. Waarschijnlijk kwam de soort tot honderd jaar geleden in Midden-Europa veel voor in uitgestrekte hoog-veenmoerassen, maar veel biotopen zijn verloren gegaan.

Begeleidende soorten

Met name de typische vennensoorten Lestesdryas, Ceri--a-griontenellum, Aeshnajuncea en Leucorrhiniarubicunda zijn karakteristieke begeleiders. Lestessponsa, Enallagmacyathigerum en Sympetrumdanae ontbreken nergens waar A.subarctica voorkomt. A.subarctica is de enige libel waarbij Ischnuraelegans ontbreekt in de top tien van meest voorkomende begeleiders.

Bron

Auteur(s)

Abbingh, G.

Publicatie