Overslaan en naar de inhoud gaan

Europese kanarie Serinus serinus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Fringillidae [familie]
Serinus [genus] (2/1)
serinus [soort]

Herkenning
11,5 cm. Kleine, geel gestreepte vink. Mannetje met helder gele kop en borst. Kruin en oorstreek groen gestreept. Bovendelen olijfgroen met donkere strepen, stuit geel, onderdelen wit met donkere vlekken en strepen op flanken. Zeer korte, dikke snavel. Vrouwtje als mannetje, maar groenig in plaats van geel. Juveniel bruin, zonder geel. Buiten broedtijd in troepen, vaak met andere vinken en gorzen.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel van Nederland en West-Frankrijk tot in Estland en Bulgarije. Standvogel in zuidelijk Europa, en het Middellandse Zeegebied, inclusief delen van Noord-Afrika en Turkije. Wintergast in het oostelijk Middellandse Zeegebied en Noord-Irak. In Nederland zeer schaarse broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend.

Biotopen
Broedt in parken, tuinen, boomgaarden, bosranden en ook op begraafplaatsen.

Voedsel
Voornamelijk zaden, 's zomers ook insecten. Foerageert op de grond of in grassen, kruiden etc.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3-5. Buikig. Glad en glanzend. Zeer licht helder blauw, soms enigszins groenachtig. Met purperachtige, bruinachtig-rood en lichtlila spikkels en krabbels bezet. De tekens hoofdzakelijk beperkt tot de stompe pool. 16,7 x 11,9 mm.

Geluiden
Roep 'tirrr', 'djui' en kenmerkend 'trillillit'. Zang een lang aangehouden klingelend gebabbel (enigszins als grauwe gors), zowel vanaf zangpost als in zangvlucht.

Publicatie