Deze bloedbij is vooral aangetroffen op de hogere gronden in het oosten. Daarnaast zijn er enkele oude meldingen uit het westen van het land bekend. De hoofdgastheer van Sphecodes rubicundus is de zandbij Andrena labialis. Sladen (1895) groef op 24 augustus reeds volwassen exemplaren op en meldde als mogelijke gastheer naast A. labialis ook A nigroaenea. Opvallend is het samenvliegen van mannetjes en vrouwtjes binnen een relatief korte periode. Een vergelijkbare vliegtijd onder bloedbijen in Nederland vertoont alleen S. spinulosus en kan als een aanpassing aan de afwijkende gastheer gezien worden. Enkele late vondsten in augustus en oktober moeten nog gecontroleerd worden.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.