De geel doorschijnende achterschenen en de binding aan composieten (Asteraceae) zijn de meest opval lende kenmerken van deze soort. In Nederland is de Texelse zandbij zeer zeldzaam en recent alleen bekend van Texel en Zuid-Limburg. Van de Veluwe is de soort al in het begin van deze eeuw verdwenen; in de jaren vijftig volgden Noord-Limburg en oostelijk Noord-Brabant. Volgens Westrich is de soort gebonden aan traditionele cultuurlandschappen. Hier vliegt ze op overgangen van voedselarme graslanden naar oude bosranden. Op weinig begroeide plekken. worden de nesten gegraven. Meestal gebeurt dit afzonderlijk, soms in kleine groepjes. De Texelse zandbij is univoltien en oligolectisch. Ze bezoekt alleen composieten en vertoont daarbij een voorkeur voor muizenoortje Hieracium pilosella, gewoon biggenkruid Hypochaeris radicata en -plaatselijk- groot streepzaad Crepis biennis. Als koekoeksbij komen mogelijk Nomada integra en N. femoralis in aanmerking. In ons land is het overleven van de Texelse zandbij waarschijnlijk afhankelijk van het voortzetten van traditionele beheersmethoden in natuurgebieden.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.