De weidebij lijkt een iets grotere uitvoering van de veel algemenere grasbij Andrena flavipes. Doordat de kop en de onder- en zijkant van het borststuk wit behaard zijn is het vrouwtje toch vrij gemakkelijk van deze laatste te onderscheiden. De weidebij komt algemeen voor in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Daarbuiten is ze bekend van verspreide locaties maar ontbreekt vrijwel geheel in Noord-Nederland. De weidebij vliegt in ééngeneratie van eind maart tot begin juni. De soort is polylectisch en vooral veel waargenomen op bekende lentebloeiers zoals wilgen (Salix), sleedoorn Prunus spinosa en vooral paardenbloem (Taraxacum). Nesten worden vaak in vrij voedselrijke graslanden gegraven waarbij een voorkeur voor hellingen lijkt te bestaan. Bij Wageningen zijn de nesten te vinden op de zomerdijk van de Nederrijn. Vaak nestelt de weidebij in kleine groepen. Nomada bifasciata is de koekoeksbij van deze soort.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.