De vrouwtjes van L prasinum zijn in het veld te herken nen aan de bestoven achterlijfsegmenten. De soort is vrij algemeen in heidegebieden en komt sporadisch voor in de kustduinen. Westrich (1989) noemt haar een kensoort van binnenlandse stuifzanden en zandige heiden. Het is een solitaire soort, die vaak in grote groepen in de grond nestelt. Lprasinum is polylectisch, maar zou volgens Westrich in heidegebieden een voorkeur hebben voor gewone dophei Erica tetralix. Geldt dat ook voor ons land? Vermoedelijke koekoeksbijen zijn: Sphecodespellucidus, S. reticulatus, S. monilicomis, S. ephippius en S. crassus (Vegter 1993). Klopt dit of zijn er ook toevallige bezoekers bij? En in hoeverre beconcurreren Sphecodes-soorten elkaar bij een gelijke gastheer?
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.