Diagnostische kenmerken Overblijvende plant met wortelstok en met brandharen. Bladen tegenoverstaand, gezaagd. Bladschijf langer dan de steel. Meestal tweehuizig; bloeiwijzen tenslotte hangend, langer dan de bladstelen, de mannelijke met korte, de vrouwelijke met langere zijtakken.
Hoogte bloeiende plant 0,30-3,00 m.
Bloeitijd Juni-herfst.
Levensvorm Geofyt (Hemikryptofyt).
Standplaats Op stikstofrijke, droge tot natte, vaak half beschaduwde plaatsen op humeuze grond.
Zeldzaamheid en verspreiding Zeer algemeen.
Bron
Auteur(s)
Meijden, R. van der