Overslaan en naar de inhoud gaan

Kreeftenpest Aphanomyces astaci

Foto: Trude Vrålstad

Indeling

Aphanomyces [genus] (3/3)
astaci [soort]

De kreeftenpest kan zich uitsluitend asexueel voortplanten, wat een karakteristieke eigenschap is van de meeste oömyceten uit de familie Saprolegniaceae op dierlijke gastheren (Souty-Grosset et al. 2006). De soort verspreidt zich middels vrij zwemmende, biflagellate zoösporen. Nadat de gastheer is gelocaliseerd, zwemt de zoöspore er naar toe en vestigt zich op de zachte delen van het exoskelet. Hierna verliest de zoöspore de flagella, rondt zich af tot een cyste die uitgroeit tot een mycelium in dieper gelegen organen. Vervolgens ontwikkelt zich vanuit het mycelium een zogeheten sporangium, waarin uiteindelijk de nieuwe zoösporen ontstaan die aan het water worden afgegeven. Direct na de afgifte vormen de sporen opvallende clusters (zogenoemde 'sporenballen') die karakteristiek zijn voor het genus Aphanomyces.

Onder bepaalde condities kan de zoöspore zich 'per ongeluk' vestigen op ongeschikt substraat. In dat geval kan zich uit de cyste wederom een zoöspore ontwikkelen die verder kan zwemmen. De zoöspore van de kreeftenpest kan zich een dergelijke vergissing twee tot vijf keer permiteren waarna hij afsterft. De vrijlevende zoöspore kan zonder gastheer enkele dagen in leven blijven (Vralstad 2005, Souty-Grosset et al. 2006, Taugbol & Johnsen 2006).

Kreeftsoorten van niet-Amerikaanse origine hebben geen afweermechanisme tegen de kreeftenpest. Hierdoor is de mortaliteit van geïnfecteerde populaties gewoonlijk 100%. Als gevolg hiervan zal de kreeftenpest ook uitsterven, mits er geen andere, resistente rivierkreeften voorkomen. 

Gezonde rivierkreeften van Amerikaanse origine kunnen zich beschermen tegen de kreeftenpest door de acute productie van melanine waarmee de groei van micro-organismen en schimmels wordt geremd. Melanine zorgt er ook voor dat er zwarte vlekken kunnen ontstaan rond geïnfecteerd weefsel. Amerikaanse kreeften zijn niet ongevoelig voor de kreeftenpest. Ook bij deze soorten treedt onder zwakkere dieren (zoals pas vervelde exemplaren) vaak sterfte op.

Bron

Auteur(s)

Cock, A.W.A.M. de, Koese, B.