Overslaan en naar de inhoud gaan

Brakwatermossel Mytilopsis leucophaeata

Foto: Arend Meekel

Indeling

Dreissenidae [familie]
Mytilopsis [genus] (1/1)

Schelp

Matig stevig, langgerekt, regelmatig gebogen, met een duide lijke, aan de voorzijde van de schelp liggende top. De lengte is ongeveer tweemaal de hoogte of iets meer. De diameter van een dubbelkleppig exemplaar is kleiner dan de hoog te van de schelp. De bovenrand is gebogen en gaat zonder duidelijke hoek over in de achterrand, wat een goed onderscheidingskenmerk vormt ten opzichte van Dreissena polymorpha. De onderrand is vrijwel recht. Een kiel of richel ontbreekt, waardoor de schelp op dwarsdoorsnede regelmatig gekromd is. In de binnenzijde is onder de top een septum aanwezig. Onder dit septum bevindt zich een klein maar duidelijk uitsteeksel (apofyse). Het septum dient als aanhechtingsplaats van de voorste sluitspier. Op de apofyse is de voorste byssusretractor aangehecht. De bij de achterrand liggende spierindruksels en de mantelbocht zijn onduidelijk. De bin nenzijde van de schelp is lichtblauw tot wit. Op de buitenzijde bevindt zich meestal een donkerbruine tot zwarte, stevige en vezelige opperhuid, die duidelijk concentrisch geschubd kan zijn. Soms is een onduidelijke kleurtekening te zien van dwars op de lengterichting van de schelp verlopende, bruine zigzag banden of vanuit de top stralende ban den in de lengterichting. 
Afmetingen: schelplengte 23 mm, breedte 11 mm, dikte 9 mm. 

Dier 

De instroomsifo kan ongeveer even lang als de schelp uitgestrekt worden, de anale sifo is veel korter.

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie