Overslaan en naar de inhoud gaan

Aziatische korfmossel Corbicula fluminea

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Cyrenidae [familie]
Corbicula [genus] (2/2)
fluminea [soort]

Levenscyclus

Een afbeelding van de levenscyclus, met de verschillende stadia, geven Claudi & Mackie (1994: 34). De dieren in een populatie zijn deels hermafrodiet, deels vrouwelijk en deels mannelijk. Morton (1983) noemt bijv. respectievelijk 30%, 40% en 30% voor stilstaand en zwak stromend water en een verschuiving naar 48% hermafrodiet en 52% vrouwelijk in stromend water, wat in rivieren een hoger rendement wat betreft bevruchtingen kan geven. Het broedseizoen loopt van april-oktober; er zijn daarbij een vroege en een late zomerpiek. De eieren worden binnen de kieuwen van het vrouwtje bevrucht en uitgebroed in de twee binnenste van de vier kieuwen gedurende het trochoforastadium. Ze worden geloosd als op de bodem kruipende, niet-zwemmende, D-vormige juvenielen (pediveligers) met een grootte van ca. 0,220 mm. Dit gebeurt bij temperaturen hoger dan 18-19°c. Temperaturen boven 25°c werken remmend (Mcmahon 1983). Tot een lengte van 14 mm zijn de mosseltjes in staat zich door waterstromingen te laten verspreiden. Ze maken dan slijmdraden die uit de uitlaatopening steken, steken de voet ver uit en zetten de kleppen zo ver mogelijk open. Dit passief verspreiden kan massaal gebeuren en zo kunnen homogene populaties ontstaan, opgebouwd uit even oude mossels. De dieren groeien snel. De schelpen kunnen bij 25°c met een mm per week in lengte toenemen en vertonen ook nog een sterke groei bij 16°c (Foe & Knight 1986). Bij minder dan 14°c en meer dan 29°c is er geen groei meer (Eng 1977). De mossels zijn na 6-10 maanden, bij een schelplengte van 6 mm, geslachtsrijp. Er zijn twee groeiringen per jaar (Morton 1986). De schelplengte kan afhankelijk van de omstandigheden 35-50 mm bedragen; in Amerika is zelfs 60 mm gemeld (Mcmahon 1983). In Nederland blijven de schelpen kleiner, net als in Hongkong (schelplengte 35 mm). Een dier kan 8.000-69.000 jongen per jaar produceren (Robinson & Wellborn 1988); onder optimale omstandigheden is de productie 400-900 stuks per mossel per dag (Jenner & Bij De Vaate 1991). Waarschijnlijk zijn er twee tot drie generaties per jaar (Bij De Vaate & Greijdanus-Klaas 1990). Dichtheden worden bereikt van duizenden tot tienduizenden individuen per m2. De dieren worden 2-3 jaar oud in Zuid China (Morton 1986[) of 3-4 jaar in Georgia, usa (Sites Et Al. 1995); voor de Verenigde Staten (Tennessee) wordt ook 5-7 jaar gemeld (Jenner & Bij De Vaate 1991). 

Voedsel 

De dieren voeden zich waarschijnlijk zowel door filteren van water als door het vergaren van voedsel uit het sediment (Way Et Al. 1990).

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie