Overslaan en naar de inhoud gaan

Japanse oester Magallana gigas

Foto: Bas van Hulst-Kuiper

Indeling

Ostreidae [familie]
Magallana [genus] (1/1)
gigas [soort]

Voorkomen

StatusExoot. Tussen 10 en 100 jaar zelfstandige handhaving. (2b)
Habitatmarien
ReferentieNon-indigenous marine and estuarine species in The Netherlands
ExpertGittenberger, A. (Naturalis Biodiversity Center)

Verspreiding


Verspreidingskaart Japanse oester
Bron: Anemoon

Oesters worden al heel lang door de mens geconsumeerd. Uit oude bodemvondsten is gebleken dat de oude Romeinen ook in Nederland regelmatig oesters aten. Uit Denemarken zijn uit de bodem enorme bergen oesterschelpen met daartussen diverse neolitische artefacten bekend, de zogenaamde køkkemøddinger (keukenafvalhopen). Deze zijn afkomstig van een tussen 5300 en 3950 v. Chr. In Zuid-Scandinavië levend volk van jager-verzamelaars, ook wel de Ertebøllecultuur genoemd. Tot enkele eeuwen geleden kwamen er zowel in Zeeland als in het Waddengebied, alsook in dieper water in de Noordzee, wilde oesterbanken voor. In alle gevallen ging het daarbij om de enige inheemse (reeds sinds het Plioceen en alle Interglacialen uit het Kwartair in het Noordzeegebied aanwezige) platte oester, Ostrea edulis. Deze oesterbanken zijn echter door overbevissing in de jaren 1960 verdwenen. In Nederland komt van oudsher in Zeeland (Zierikzee, Yerseke) gecultiveerde kweek van oesters voor. Al sinds de 18e eeuw was het gewoonte het broed uit Engeland en Schotland te importeren en ze in oesterputten verder op te kweken (Van Benthem Jutting 1943). Nadat de strenge winter van 1962-1963 het oesterbestand van de inheemse Zeeuwse platte oester Ostrea edulis had gedecimeerd en er tevens oesterziekten optraden (zoals Boniamiasis, veroorzaakt door de protozoaire oesterparasiet Boniamia ostreaea) gingen de oesterkwekers op zoek naar andere mogelijkheden. Daarbij is de Japanse oester op veel plaatsen in Europa, waaronder in Zeeland (Yerseke) geïntroduceerd. Als oorspronkelijk gebied van herkomst wordt uitgegaan van Japan en Zuidoost-Azië (Eno et al. 1997).

Aanvankelijk werd aangenomen dat ze zich bij ons niet konden voortplanten. Dit gebeurde echter toch en al snel werd duidelijk dat de opmars van de soort niet te stuiten was. Met name in 1982 en 1989 was er veel broedval van de Japanse oester. In 1985 werd in Zeeland het bestand aan wilde oesters nog slechts geschat op 50 hectare, in 2002 was dit al 600 hectare (data natuurcompendium). Na de Zeeuwse wateren is ook de Waddenzee is in fors tempo gekoloniseerd. Het oppervlak aan wilde oesterbanken werd in 2006 alleen in het litoraal van de Waddenzee al geschat op 799 ha, (in totaal ruim 20,5 miljoen kilo versgewicht). In de laatste jaren is de soort met name in de Waddenzee nog veel sterker toegenomen.

Verplaatsingen

De Japanse oester is opzettelijk geïmporteerd voor de consumptiekweek. Als oorspronkelijk gebied van herkomst wordt uitgegaan van Japan en Zuidoost-Azië (Eno et al. 1997). Volgens gegevens in Drinkwaard (1999a) en Wolff (2005) werden de eerste Nederlandse 'Pacifische oesters' door een Zeeuwse oesterkweker uit Brits Columbia geïmporteerd in 1964. Er is echter ook sprake van import uit Japan (Dijkema 1997). Na goede resultaten met deze en latere andere import uit de omgeving van Hiroshima, werd in 1966 aan de Zeeuwse oesterkwekers toestemming verleend de oesters (toen vermoedelijk reeds bestaand uit een gemengde populatie Crassostrea angulata/gigas, afkomstig uit Portugal, Frankrijk, Japan) te kweken. Men ging er vanuit dat de soort zich op onze breedtegraad niet zelfstandig zou kunnen voortplanten. Dit was bij eerdere importen in het verleden van de 'Portugese oester' Crassostrea angulata, immers ook het geval gebleken. Tijdens de warme zomer van 1975 gebeurde dit echter wel degelijk en in 1976 was het duidelijk dat in de omgeving van de oesterpercelen zeer veel broedval had plaatsgevonden. In 1977 werd onder politieke druk de import zelfs tijdelijk stilgelegd. Nadat in 1982 ruim 50 oesterlarven van de Japanse oester per 100 liter werden aangetroffen (tegen 1 van de oorspronkelijke platte Zeeuwse oester) werd duidelijk dat de opmars van de soort niet te stuiten was en werd de Japanse oester beschouwd als behorende tot de Nederlandse fauna. De commerciële kweek en handel in de 'creuse' (de handelsnaam van de soort) is sedertdien niet meer onderbroken geweest. Intussen veroverden de 'wilde' bestanden van de Japanse oester vanauit de Zeeuwse wateren de Nederlandse kustwateren in een razend tempo, ook in noordwaardse richting. Inmiddels is ook de kolonisatie van de Waddenzee een feit: op diverse plaatsen in het Waddengebied komen al grote oesterbanken voor (Fey et al. 2007).

Vele decennialang zijn 'Portugese oesters' uit Portugal, later ook Frankrijk geïmporteerd naar elders. De eerste Nederlandse vermeldingen hieromtrent stammen reeds van vóór 1885 (Bottemanne 1885). Als eerste melding van een in ons land geboren exemplaar wordt 1928 aangehouden (Wolff 2005). Recentelijk is aangetoond dat de in 1819 uit Portugal beschreven Crassostrea angulata, afkomstig moet zijn geweest uit Taiwan. Inmiddels zijn er veel aanwijzingn dat C. angulata het beste als synoniem is op te vatten van C. gigas. Desondanks wordt de soort nog niet door iedereen gezien als volledig identiek aan Crassostrea gigas. O'Foighil et al. (1998) geven bijvoorbeeld aan dat, hoewel de soort zeker nauw verwant is, pas met zekerheid is vast te stellen of C. angulata een andere soort is, wanneer vanuit het gehele verspreidingsgebied exemplaren van C. gigas zijn gesequenced. Aangezien de twee 'soorten' inmiddels in Europa (en elders) niet meer van elkaar te onderscheiden zijn en er geen duidelijke reproductieve barriere meer lijkt te bestaan, maken het wel aannemelijk dat het in feite slechts om één soort gaat.

Bron

Auteur(s)

Gmelig Meyling, A.W., Gittenberger, A.