Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote tepelhoren Euspira catena

Foto: Dick Belgers

Indeling

Naticidae [familie]
Euspira [genus] (3/2)
catena [soort]

ZoekbeeldTot 40 mm. Glanzend geelgrijs, op de bovenkant van de windingen roodbruine vlekken. 6-7 opgeblazen windingen die snel in grootte toenemen. Naad tussen de windingen vrij diep. Top stomp, mondopening ongeveer halfrond. Operculum is dun en hoornachtig. Naast de mond ligt een diepe en duidelijke, ronde navel. Het schelpoppervlak is glad met alleen groeilijnen. Noordzee. Eet tweekleppigen: boort gaatjes in hun schelp. Vaak (meestal leeg) aangespoeld op het strand. De meeste kans op het vinden van de schelp is te zoeken tussen het horentjesgruis (voor uitleg zie tekst Alvania lactea, melkwit traliedrijfhorentje), waarvan tepelhoorns vaak het grootste aandeel vormen. Van lege Euspira schelpen wordt vaak dankbaar gebruik gemaakt door heremietkreeften, het oppervlak van de schelp is vaak begroeid met zeerasp.

Te verwarren metGlanzende tepelhoren Euspira pulchella. Die blijft kleiner en heeft een langwerpiger, deels door eelt bedekte navel, terwijl hier het hele oppervlak door vlammende roodbruine vlekjes is bedekt

Publicatie

  • Soorteninformatie website Stichting ANEMOON. Stichting ANEMOON. [link]