Overslaan en naar de inhoud gaan

Oorvormige poelslak Radix auricularia

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Lymnaeidae [familie]
Radix [genus] (5/1)

Schelp

Ongeveer even breed als hoog, of iets hoger (hoogte/breedte-verhouding 0,9-1,4), met tot 5 windingen, die eerst langzaam en vervolgens snel in grootte toenemen, zodat de topwindingen een karakteristiek scherp uitstekend puntje op de laatste omgang vormen. Laatste omgang groot en opgeblazen, slechts weinig minder dan de totale schelphoogte innemend. Mondopening breed afgerond oorvormig, bovenaan niet toegespitst, aan de pariëtale zijde met een dikke callus. De bovenrand van de mondopening staat haaks op de voorafgaande winding. Mondrand dun en scherp, duidelijk naar buiten gebogen. Navel iets overdekt door de omgeslagen mondrand, maar toch relatief duidelijk. De sculp­tuur bestaat uit groeilijnen, met hier en daar een oude mondrand; soms plaatselijk een vage aanduiding van spiraalsculptuur. Licht tot donker bruin, soms iets roodachtig. Juveniele schelpen zijn naar verhouding hoger, missen de oorvormige uitbreiding van de mondrand, zijn ongenaveld en lijken in het algemeen op R. ovata. De beginwindingen bij die soort zijn echter boller (nemen sneller in grootte toe), waardoor de top bij R. auricularia langer is.

Afmetingen: hoogte tot 35 mm, breedte tot 30 mm.

Dier

Het dier is geel, bezaaid met zwarte pigmentvlekjes die ook aan de onderzijde van de kop, bij de mond, aanwezig zijn, maar niet op de voetzool. R. auricularia verschilt van R.peregra s.l. door de aanwezigheid van een rij met zwarte vlekjes aan de mantelrand, die bij het levende dier in de mondopening zichtbaar zijn (Falniowski 1980a, B). Boven deze rand bevinden zich twee donkere pigmentstrepen, waarvan de onderste uit dicht opeenstaande, donkere pigmentvlekjes bestaat, terwijl de bovenste een zwarte streep is, die door een licht veld wordt omgeven en niet direct overgaat in losse pigmentvlekken (Burla & Speich 1971, Jackiewicz 1993). Volwassen dieren kunnen bij twijfel ook aan de hand van de bouw van de geslachtsorganen van R. ovata onderscheiden worden. Bij R. auricularia verlaat het dunne vas deferens de prostaat aan de rechterrand van de klier. De bursa copulatrix is voorzien van een lang, duidelijk te onderscheiden kanaal, dat over de hele lengte dezelfde dikte heeft. Het pre­­putium is gewoonlijk voorzien van een dorsale pigmentatie (Falniowski 1980a-B). Zie verder ook Hubendick (1951) en Ja­ckie­wicz (1992a). De prostaat heeft één sterk ontwikkelde vouw (Jackiewicz 1992b).

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie