Overslaan en naar de inhoud gaan

Zegge-korfslak Vertigo moulinsiana

Foto: Tim Faasen

Indeling

Vertiginidae [familie]
Vertigo [genus] (6/6)

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieBedreigde en verdwenen land- en zoetwatermollusken in Nederland (Mollusca)
ExpertBank, R.

Verspreiding in Europa

De zeggekorfslak komt in een deel van de ons omringende Europese landen voor, maar het gaat vrijwel steeds om kleine, zeer plaatselijke populaties. Het huidige voorkomen ligt per land tussen één en enkele tientallen vindplaatsen (Cameron 2003; Wells & Chatfield 1992). De soort geldt overal als zeldzaam.

Verspreiding in Nederland

Na de ontdekking in Nederland in 1943 (Butot & Neuteboom 1958) gold Vertigo moulinsiana lange tijd als uiterst zeldzaam. Lang was de soort alleen bekend uit Limburg van bron- en moerasbos in beekdalen van de zijbeken van de Maas (Keulen 1998a-b; Keulen & De Bruyne 1998). Uit de periode vóór 1980 zijn 44 meldingen bekend uit in totaal 6 km-hokken, allen gelegen in Limburg. Pas in 2003 werd de zeggekorfslak voor het eerst buiten Limburg waargenomen bij het Leekstermeer op de grens van de provincies Groningen en Drenthe. Hierdoor werd het duidelijk dat de soort ook in andere biotopen te verwachten was. In de jaren erna leidde gericht onderzoek, deels door LNV gefinancierd, tot een groot aantal nieuwe vindplaatsen. Hierdoor weten we nu dat de soort naast Limburg ook voorkomt in Groningen, Drenthe, Overijssel, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland (Boesveld 2005a-c; Lansu 2005; Gmelig Meyling & De Bruyne 2005a; Soes & Boonstra 2006). Vooral in Zuid-Holland zijn veel grote populaties aangetroffen en het zwaartepunt van de verspreiding lijkt nu in West-Nederland te liggen.

De zeggekorfslak is ná 1980 inmiddels waargenomen in 77 km-hokken, waarvan 46 verspreid liggen over in totaal 13 Natura2000-gebieden. Buiten Natura2000-gebieden is de soort in 31 km-hokken waargenomen, de meeste gesitueerd in laagveengebieden van Zuid-Holland (Boesveld en Kalkman 2007). Met de nieuwe biotoopinformatie kan veel gerichter geinventarsieerd worden en het is waarschijnlijk dat in de komende jaren nog meerdere nieuwe populaties gevonden zullen worden.

De zeggekorfslak staat in Nederland op de Rode Lijst (De Bruyne et al. 2003, categorie KW, kwetsbaar). Hetzelfde is het geval in veel andere landen (Speight et al. 2003) en gezien de internationale bedreigde status is de slak ook opgenomen in bijlage II van de Europese Habitatrichtlijn, waardoor ze in EU-landen een zekere mate van bescherming geniet.

Trend

De zeggekorfslak maakt geen deel uit van monitoringonderzoek en er zijn geen harde cijfers over de trend. In omringende landen wordt een duidelijke afnemende trend gemeld. Gezien over het hele land, lijkt het alsof de soort door het toegenomen aantal Nederlandse vindplaatsen, de laatste jaren ook daadwerkelijk is toegenomen. Een en ander komt echter vooral voort uit een sterk vergrote aandacht voor de soort en een veel betere kennis over de biotoop waardoor inventarisaties veel effectiever zijn. De enige vergelijking met het verleden kan worden gemaakt aan de hand van gegevens uit Limburg. Vóór 2000 was de zeggekorfslak alleen aangetroffen in het Geleenbeekdal, het Roerdal en het Swalmdal. In de laatste twee Natura2000-gebieden is de soort na 2000 teruggevonden. In de Natura2000 delen van het Geleenbeekdal is de zeggekorfslak uit 3 km-hokken verdwenen. Daarnaast is de soort in het Geleenbeekdal verdwenen uit nog eens 3 km-hokken die niet tot Natura2000-gebieden worden gerekend. Voor veel bronbossen in Limburg en ook Overijssel geldt dat verdroging een grote rol heeft gespeeld bij de achteruitgang. Door de verdroging is de vegetatie verruigd, waardoor de zeggevegetatie voor een aanzienlijk deel is verdrongen. Al met al ontstaat zo het beeld dat in de Limburgse bronbossen de zeggekorfslak sterk achteruit is gegaan en plaatselijk zelfs verdwenen is. In diverse plassengebieden waaronder de Kortenhoefse plassen, de Kagerplassen, en het Naardermeer, en langs oevers van boezems van oude rivieren, zoals die van de Rotte, zijn recentelijk grote populaties aangetroffen. Bij de meeste vindplaatsen gaat het om populaties die slechts een beperkt oppervlak ter beschikking hebben. Uit veldonderzoek blijkt dat een kleine populatie bij één te rigoureuze maaibeurt kan verdwijnen. Het is aannemelijk dat er door veranderingen in het landschap en te intensief beheer, in de afgelopen decennia al heel veel van deze kleine populaties verdwenen zijn. Hoewel er, in navolging van omringende landen (o.a. Killeen & Moorkens 2003) in samenwerking met het CBS ook voor Nederland in samenwerking met het CBS reeds plannen zijn ontwikkeld voor monitoring (Gmelig Meyling et al 2005b) hebben deze (nog) geen doorgang gevonden.

 

Bron

Auteur(s)

Boesveld, A., Gmelig Meyling, A.W., Bruyne, R.H. de

Publicatie