Overslaan en naar de inhoud gaan

Puntige blaashoren Physella acuta

Foto: Dirk-Jan Saaltink

Indeling

Physidae [familie]
Physella [genus] (2/1)
acuta [soort]

Schelp

Linksgewonden, ongeveer eivormig, ruim 1½x zo hoog als breed. Top spits, in een scherpe punt eindigend. Tot 6 windingen; laatste omgang groot en opgeblazen, soms iets geschouderd, 70% van totale schelphoogte innemend. Mond­­opening hoog, onderaan breed, bovenaan toegespitst, in verhouding breder dan bij Aplexa hypnorum. Mondrand scherp, bij volgroeide schelpen zwak verdikt aan de binnen­zijde, soms ook iets omgeslagen, aan de columellaire zijde met een dunne callus. Een navel ontbreekt. Sculptuur bestaande uit fijne groeilijnen, soms gesneden door uiterst fijne spiraallijnen; soms is een oude mondrand zichtbaar. Schelp lichtgeel tot iets bruinachtig, mondrand binnenin wit.

Afmetingen: hoogte tot 19 mm, breedte tot 14 mm.

Dier

Vorm van kop en voet ongeveer als bij Aplexa hypnorum; lichtgrijs gekleurd. De mantel heeft twee lobben, die bij het kruipende dier op de schelp teruggeslagen zijn; dit in tegenstelling tot Physa fontinalis alleen op de onderzijde van de schelp. De linker lob heeft 3-6 vingervormige aanhangsels, de rechter 5-8. Het dier schudt met de schelp, vooral bij irritatie door predatoren (Frieswijk 1957).

Zie Germain (1931) voor een afbeelding van de genitalia.

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie