In zoet of zwak brak water met een zoutgehalte in de winter niet hoger dan 3,3‰ (Den Hartog 1963a, B), ph hoger dan 5,4 (Heitkamp 1982). De dieren kunnen goed droogte doorstaan, waartoe ze zich ingraven. In periodiek uitdrogende slootjes, ondiepe poeltjes en moerassen, met een waterdiepÂte van gewoonlijk niet meer dan een meter (Steenbergen 1993). Een zekere mate van vervuiling door huisvuil wordt goed verdragen (Den Hartog 1963a, B).
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.