Schelp
Linksgewonden, eivormig, ongeveer 1½x zo hoog als breed. Top stomp, afgerond. Tot 4 windingen; laatste winding groot en opgeblazen, 4/5 of meer van de totale schelphoogte innemend; bij volwassen dieren soms enigszins geschouderd. Mondopening hoog, onderaan breed en bovenaan smal toegespitst. Mondrand scherp, ook bij volwassen dieren niet verdikt of omgeslagen, aan de columellaire zijde met een dunne callus, die verder is uitgebreid dan bij Physella acuta. Navel afwezig. Sculptuur bestaande uit fijne groeilijnen, met hier en daar een oude, onduidelijke mondrand, meestal gekruist door uiterst fijne spiraallijntjes. Schelp doorschijnend, geelachtig tot lichtbruin, soms iets groenachtig; mondrand soms lichter gekleurd.
Afmetingen: hoogte tot 15 mm, breedte tot 9 mm; bijna altijd kleiner.
Dier
Het dier lijkt op Aplexa hypnorum, maar is grijs van kleur, met witachtige tentakels. Mantel met een netvormige tekening, die door de schelp heen schemert; met twee mantellappen, voorzien van vingervormige aanhangsels, die bij rustig kruipende dieren aan weerskanten ver om de schelp heen geslagen zijn. De linker mantellob heeft 5-6 goed ontwikkelde aanhangsels; de rechter 7-11. De slakken schudden de schelp bij irritatie, vooral door predatoren (Townsend & Kieran Mccarthy 1980). Zie Germain (1931) voor een afbeelding van de genitalia.
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.