Levenscyclus
De slakken leggen eikapsels met 1-8 (meestal 2-3) eieren (Frömming 1956). De jongen meten 0,36 mm wanneer ze uitkomen. De schelpen van juveniele dieren zijn altijd glad. Het eerste uitkomen vindt plaats in april; een tweede cohort ontstaat in juni tot begin juli door het uitkomen van nieuwe jongen. In de vroege herfst is de populatie heterogeen, met volwassen dieren, jongen en pas uitgekomen jongen. Eind mei vervangen de juvenielen die uitgekomen zijn in de lente de volwassen dieren die vanaf het voorgaande jaar overwinterd hebben. Begin juli ontstaat er een tweede grootte-klasse. De jongen groeien in de zomer zo snel dat de eerste en de tweede groep elkaar in augustus overlappen. De gegevens wijzen op een levenscyclus met twee tot drie generaties per jaar (Richardot-Coulet & Alfaro-Tejera 1985).
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de V 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.