Schelp
Ongeveer 4 tot 5x zo breed als hoog. Bovenzijde iets ingezonken, onderzijde iets ingezonken tot vlak. Tot 3½ windingen, die regelmatig en snel in grootte toenemen en bovenaan boller zijn dan aan de onderkant. Laatste winding naar de mondopening toe iets verwijd, met een afgeronde kiel halverwege de hoogte. Bij de mondopening gemeten, neemt de laatste winding aan de onderzijde (iets) meer dan 1/3 van de schelpdoorsnede in beslag en is er 3x zo breed als de voorlaatste. Mondopening ongeveer 1½x zo breed als hoog, rand dun. Oppervlak fijn gestreept, soms met vage spiraallijntjes. Zwak zijdeglanzend, iets doorschijnend.
Afmetingen: breedte tot 3,3 mm, hoogte tot 0,8 mm.
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.