Deze uit Oost- en Zuid-Azië afkomstige soort is op enkele plaatsen in Europa (o.a. Duitsland) ingevoerd en heeft zich met name in Zuid-Frankrijk goed weten te handhaven. Er is ooit, weinig opvallend, een vondst uit ons land gepubliceerd van ‘West Frisia (Netherlands)’ (Meier-Brook 1983: 47). Bij navraag bleek het hier om levende slakjes te gaan, verzameld door de heer J. de Gunst (september 1977) te Ferwoude, tussen Workum en Makkum (Wonseradeel, Friesland). Verdere vondsten zijn ons niet bekend. Wel werd deze soort door R.A. Bank levend in een warme kas te Haarlem aangetroffen. De schelp is tot ca. 7 mm breed, licht geelbruin van kleur, en heeft vaak een hoekige periferie (als G. acronicus). De sculptuur bestaat uit onopvallende, fijne spiraallijntjes gekruist door groeilijnen; de schelp maakt een gladde indruk. De windingen nemen wat langzamer in breedte toe dan bij G. albus, die bovendien in sculptuur duidelijk verschilt.
Het dier is van andere Gyraulus-soorten gemakkelijk te onderscheiden doordat de mantel bezaaid is met zwarte pigmentvlekken, hetgeen door de doorzichtige schelp goed zichtbaar is. Ook de tentakels hebben zwarte pigmentvlekjes. De nier schijnt als een lichte, rechte streep aan de buitenrand van de schelp door. Zie voor afbeeldingen van de schelp Glöer & Meier-Brook (1994) en voor het dier Falkner (1990).
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.