Overslaan en naar de inhoud gaan

Gray's kustslak Assiminea grayana

Indeling

Assimineidae [familie]
Assiminea [genus] (1/1)
grayana [soort]

Levenscyclus

De copulatie vindt plaats in april, waarbij het iets kleinere mannetje boven op het wijfje zit. De eieren worden in juli op de kleibodem afgezet. Ze meten dan 0,2 mm in doorsnede en bevatten weinig voedsel. Het ei wordt omgeven door twee membranen, waarvan de buitenste na de eiafzetting snel verhardt en zich daardoor aan slik- en plantaardige deeltjes vasthecht. Een vrouwtje voegt steeds nieuwe eieren bij de vorige. Een eipakket kan tot 140 eieren bevatten; het wordt toegedekt met een kapsel van onderling verkleefde slik- en plantendeeltjes (uitwerpselen), dat bij droog weer verhardt en de eieren bescherming biedt. Het kapsel meet 1-5 mm bij 0,8 mm. A. grayana legt per maand ca. 3.000 of zelfs meer eieren gedurende de voortplantingstijd. De embryonale ontwikkeling tot het uitkomen duurt bij 20°c ca. 4-5 dagen; bij lagere temperatuur kan dit oplopen tot een maand. De ontwikkeling van de eieren verloopt normaal bij zoutgehalten van 0-54‰, waarbij echter beneden 29‰ minder larven uitkomen. Het embryo kan tot 120 dagen lang in rust blijven, wat de overlevingskansen in extreme milieus verhoogt. In de zomer duurt het soms 2-6 weken voordat de eieren worden overstroomd, waardoor het uitkomen in gang wordt gezet. De zuurstofspanning van het water is hierbij van belang; in contact met zuurstofrijk water zwelt de binnenmembraan en barst het kapsel open, waarbij de larve naar buiten wordt geslingerd. De vrijkomende veligerlarven zijn gecilieerde planktonisch levende larven, waarbij een voet, schelp (doorsnede 0,16 mm) en andere organen al aanwezig zijn. Deze veligers worden na het uitkomen door de overstroming verspreid. Ze kunnen 2-3 dagen overleven in zoet water (Seelemann 1968b; Verdonschot & De Wolf 1980). In de maanden juli-september verschijnen de jonge slakjes, die in de herfst en de lente uitgroeien tot volwassen dieren. Na de voortplanting sterven er in het najaar veel volwassen dieren en bestaat de populatie voor het grootste deel uit de nieuwe generatie; de jonge slakjes meten in december 2-3 mm. Tot juni kan de generatie van het voorgaande jaar nog onderscheiden worden; later vormen die slakken een niet meer te onderscheiden groep. De hoogste dichtheden worden in de winter gevonden; aan het eind van de winter is er een afname door sterfte en in de lente voornamelijk door migratie. Ten minste een deel van de individuen zou twee jaar oud worden (Verdonschot & De Wolf 1980, Fortuin Et Al. 1981).

Voedsel

Het voedsel bestaat uit plantaardige en dierlijke micro-organismen, o.a. kiezelwieren en bacteriën (Frömming 1956).

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie