Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote diepslak Bithynia tentaculata

Foto: Marion Haarsma

Indeling

Bithyniidae [familie]
Bithynia [genus] (3/2)

Levenscyclus

In het vroege voorjaar worden de grootste slakken het eerst actief. De legsels, met daarin de eieren in soms één, maar meestal twee tot vier rijen gerangschikt, worden in (april) mei-augustus afgezet. Ze zijn 12-40 mm lang, tot 4-5 mm breed en 1 mm dik, en bevatten 6-70 gelige doorzichtige hoekige eieren, die een doorsnede hebben van 1-1,5 mm. Jonge dieren leggen kleine eikapsels, met 6-10 eieren; volgroeide exemplaren leggen eikapsels met 40-60 eieren per keer (Frömming 1956). De voornaamste eiproductie loopt van midden mei tot eind juli; in augustus worden veel minder eieren afgezet, die zich na midden augustus niet goed meer ontwikkelen. De eieren komen, afhankelijk van de watertemperatuur, na 14-30 dagen uit, op een willekeurige manier; het kan tot 10 dagen duren eer het hele legsel is uitgekomen. In periodiek uitdrogende wateren treden de jongen in april-mei op, overleven de droogteperiode en planten zich het volgende voorjaar voort (Heitkamp 1982). De dieren eten niet van het eikapsel; ze begeven zich na het uitkomen naar de bodem, waar ze 2-3 weken blijven, voordat er pogingen worden ondernomen om naar boven te klimmen (Frömming 1956). De slakjes hebben een schelphoogte van 0,8 mm bij het verlaten van het ei (Mattice 1972); ze bereiken pas in augustus van het volgende jaar een schelphoogte van 5 mm. In het tweede jaar wordt dat 10 mm. Er kan daarna nog verdere groei optreden, zodat er in mei drie overlappende generaties kunnen zijn (Dussart 1979). De slakken kunnen 2-3 jaar oud worden, waarbij er in de tweede levenshelft geen groei meer is.

Voedsel

In het algemeen voeden de dieren zich met detritus op de modderbodem, waar ze zich in grote aantallen kunnen bevinden. Bacteriën spelen een belangrijke rol bij de voeding;B. tentaculatakan gekweekt worden op een bacteriecultuur (Gaevskaya 1969). Organische verontreiniging is gunstig voor de soort vanwege de daarmee gepaard gaande grote voedseltoevoer. Daarnaast kunnen de slakken overgaan op een filterende voedselopname, waarbij plankton en seston uit het water gehaald worden. Bovendien kunnen ze op allerlei substraat eencellige organismen en draadalgen grazen en zich onder meer met kiezelwieren voeden (Frömming 1956). Tenslotte kunnen de slakken ook nog een aantal soorten waterplanten eten (Gaevskaya 1969).

Evenals diverse andere Prosobranchia, kanB. tentaculatain het water zwevende deeltjes opvangen, ze samenkitten met slijm en ze als een worstvormige massa afscheiden uit de mantelholte.

B. tentaculata kan ca. 0,5 liter water per dag filteren. Als het water 20 mg seston of meer per liter bevat, kan de soort daar­in op basis van uitsluitend filteren leven. Experimenten uit­gevoerd door Brendelberger & Jürgens (1993) tonen aan dat de filtratiesnelheid afhankelijk is van de temperatuur en 5 ml per individu per uur bedraagt bij 5°c, en 17 ml per individu per uur bij 18°c. Ook de kleinste exemplaren vanB. ten­taculatazijn al in staat tot het filteren voor de voedselopname.

Het feit datB. tentaculata uiteenlopende voedingsstrategieën kan gebruiken en dus kan ‘overstappen’ wanneer een bepaald voedsel overvloedig aanwezig is, verklaart grotendeels waarom deze soort zo algemeen is in al onze eutrofe en organisch verontreinigde wateren.

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie