Schelp
Schelp cilindrisch eivormig, met tot 4 matig bolle omgangen en een karakteristieke ‘scheef platgeslagen’ apex; wittig tot groenig, vaak met een donkerder neerslag. Mondopening zwak ovaal, bovenaan iets toegespitst; mondrand niet verdikt, de pariëtale en de columellaire kant vloeiend in elkaar overgaand. Geen navel.
Afmetingen: hoogte tot 3,1 mm, breedte tot 1,7 mm.
Dier
Grijsgekleurd met lichte oogvelden. Zie Boeters (1981).
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.