Schelp
Schelp met een relatief grote, bolle, laatste omgang, die meer dan O van de totale hoogte in beslag neemt, en een kegelvormig topgedeelte; met tot 4,5 bolle tot iets afgeplatte windingen, die door een diepe sutuur worden gescheiden. Geelbruin gekleurd, maar vaak met een donkerder aanÂslag. Mondopening afgerond, bovenaan niet of nauwelijks toegespitst; mondrand continu, iets verdikt. Navel nauw.
Operculum hoornachtig, niet verkalkt, met spiraalvormige groeilijnen. Afmetingen: hoogte tot 5,0 mm, breedte tot 3,0 mm; vaak niet meer dan 3,5 mm hoog en 2,5 mm breed.
Dier
Zie Boeters (1971).
Bron
Auteur(s)
Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.
Publicatie
- Gittenberger, E., A.W. Janssen, W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & J.N. de Vries 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna 2: 1-288. Nationaal Natuurhistorisch Museum, Naturalis, Nederland.