Overslaan en naar de inhoud gaan

Wadslakje Peringia ulvae

Foto: Hannco Bakker

Indeling

Hydrobiidae [familie]
Peringia [genus] (1/1)
ulvae [soort]

Schelp

Schelp slank kegelvormig, met tot 7 min of meer duidelijk afgevlakte windingen, zwak glanzend tot mat, soms met fijne spiraallijntjes, zwak doorschijnend; bij levende slakken, of heel verse exemplaren, lichtbruin tot gelig. Mondopening bovenaan duidelijk toegespitst. Mondrand niet verdikt; pariëtale kant breed aan de voorlaatste winding gehecht en daardoor iets langer dan de columellaire kant. Navel nauw tot afgedekt door de columellaire callus.

Afmetingen: de schelpgrootte is bijzonder variabel; bij Nederlands binnendijks materiaal is de schelp tot 6,1 mm hoog en 3,0 mm breed.

Dier

De ogen staan op een verdikte verhoging en steken ver onder de schelprand uit. Het uiteinde van de snuit is transparant, met dicht bij de rand, links en rechts, inwendig, een kleine concentratie citroengele korreltjes. Ook de tentakels zijn doorzichtig, met inwendig vele citroengele korreltjes, die zich soms tot ‘draadjes’ aaneenrijgen. De linker tentakel is zwak dwars geribd. Op enige afstand van de uiteinden zijn de tentakels zwart gevlekt, soms ook aan de basis; aan het oppervlak kunnen zwarte banen of lijnen in de lengterichting voorkomen. De voet is wit met, behalve bij de rand, een zwarte vlekkentekening en enkele citroengele, korrelige vlekken. Ook de voetzool is wit, met citroen gele, korrelige vlekken evenwijdig aan de rand. De kop heeft meestal een duidelijke, zwarte lijn dwars over de snuit, op G-N snuitlengte van voren; vanaf deze lijn naar voren en naar achteren is er een dunner wordende, zwarte tekening, het uiteinde van de snuit en achter de lijn een ankervormig patroon vrijlatend. De kop kan plaatselijk wat citroengele korreltjes hebben; en is soms bijna helemaal zwart. Inwendig is de kop geel, soms wat rossig. De tentakels hebben soms poliepvormige uitsteeksels. Er is een gekrulde penis met een breed uiteinde (Hoeksema Et Al. 1991) en een weinig opvallende papil waarin het vas deferens eindigt. Zie Muus (1963) en Boeters (1988). Zie ook bij Heleobia stagnorum.

Bron

Auteur(s)

Vries, J.N. de, Velde, G. van der, Meijer, T., Kuiper, J.G.J., Kuijper, W.J., Janssen, A.W., Gittenberger, E.

Publicatie